
Mijn Grootvader noemde mij al vroeg een “tontelklep”.
Dat vraagt natuurlijk om een toelichting.
Mijn grootvader is geboren in 1889 en begon, zoals het toen behoorde, met roken na “de plechtige communie”.
Die plechtige communie, deed je als kind binnen de Katholieke traditie, in de 6e klas en dan kreeg je, ten teken van volwassenheid, onder andere een pijp en pijptabak.
Hij bereikte die fase zo rond 1900.
Dat was ook de tijd dat de houten lucifer zijn intrede deed en de “tondeldoos” zou gaan vervangen.
In die tondeldoos (ook in zakformaat verkrijgbaar) zaten alle benodigdheden om vuur te kunnen maken.
Iemand die graag met vuur speelde werd in het Brabants dan ook een ”tontelklep” genoemd.
Ik bleek al vroeg een van hen.
Tot op de dag van vandaag wil ik fikkie stoken en zie ik kansen om vuur te maken.
Ook metaforisch.
Ik ben er namelijk van overtuigd dat in ieder mens een vuur(tje) brandt:
het vuur van spirit en passie: om dát te doen waarvan je wezenlijk blij wordt. Om dát te doen dat jou tot jou maakt!
Bij sommigen brandt het vuur in de waakvlamstand, bij sommigen lijkt het gedoofd en bij weer anderen brandt het volop!
Je ziet dat laatste bijvoorbeeld als iemand “vol vuur vertelt” terwijl het gezicht tegelijkertijd een big smile laat zien en “het vuur uit de ogen spat”.
In deze bijzondere Covid-19 periode zien we ook mensen, waarbij het vuurtje oplaait, misschien wel meer dan voorheen.
Omdat ze bijvoorbeeld meer dan voorheen het gevoel hebben ertoe te doen. Of omdat ze plotsklaps veel meer ruimte ervaren om dingen om hun eigen manier te doen. Of omdat ze creativiteit kunnen toevoegen aan “de dingen die toch al moesten”, daar waar dat door richtlijnen en voorschriften eerder niet kon.
En van dit verschijnsel knappen mensen op.
En daarmee ook het bedrijfsresultaat!
Naast het gegeven dat Vuur wordt genoemd als 1 van de 5 basis-elementen, nodigt onze taal eveneens uit het vuur in onszelf en elkaar aan te wakkeren.
Ik noem enkele voorbeelden: een vurige wens; een vurige minnaar; een vurig betoog; vurige liefde; brandend verlangen; het ergens warm van krijgen, het enthousiasme straalt ervan af, de vonken vlogen ervan af en een verhitte discussie voeren.
In mijn eerdere column: “het dak lekt nooit waar het kapot is”, doe ik een vurig pleidooi om niet meteen in te grijpen in geval van “een probleem”. Niet meteen oplossen, maar eerst verdiepen in de aard en oorsprong van het verschijnsel dat als probleem ervaren wordt.
Zo ook in dit “waakvlam versus vol-vuur” verschijnsel.
Ik doe hier een oproep om met z’n allen, vervuld van interesse en nieuwsgierigheid, te gaan onderzoeken wat maakt dat mensen (lees organisaties) op een laag pitje branden.
Of misschien wel waarom jijzelf jouw vuurtje op standje waakvlam houdt.
Ik roep op nieuwsgierig te zijn naar het antwoord op de vraag “wat ligt er als een soort blusdeken over het (mijn!) vuurtje?”
Te denken valt aan:
• ideeën van mensen over zichzelf (dat kan ik niet, dat durf ik niet, wie zit op mijn suggesties te wachten)
• ideeën van mensen over de ander: (mijn partner heeft het al zo zwaar, mijn baas vindt dat nooit goed, de O.R. ziet me al aankomen)
• ideeën van mensen over de situatie: het is nu niet het juiste moment, daar zijn vast geen budgetten voor, het past niet in de bestaande regeling?
• Bovendien zien we -te- vaak procedures, protocollen, richtlijnen of incentivebeleid die collectieve verschijnselen honoreren en daardoor individuele vuurtjes temperen.
Op het moment dat je helderheid hebt over de aard van de blusdeken is het handig te beseffen: vuur zelf wil fikken: het ligt in de natuur van vuur om te branden: zo hard als mogelijk.
Het enige dat wij te doen hebben is de blusdeken weg te halen: dan fikt het weer vanzelf!
Omdat het vuurs’ natuur is. (en a.u.b. niet proberen een nieuw vuurtje te maken tussen de blusdekens en brandblussers!!).
Hoe mooi is dat? In de periode waarin we 75 jaar bevrijding herdenken jouw eigen vuur bevrijden van allerlei oude aannames en ideeën?!
Daarom denk ik dat het ieders opdracht is: van zowel leiders, leidinggevenden en medewerkers om én collectief én individueel nieuwgierig te zijn naar vuur-remmende elementen en die zo snel als mogelijk te verwijderen.
Op weg naar vurig bestaan!!