Doe nou’s normaal

Hoe vaak ik dat zinnetje als kleuter, kind, puber en volwassen man te horen heb gekregen? Uitgedrukt in de vorm van een wens, als hoop, als opdracht, als desperaat verlangen? Geen idee! Wat ik wel weet, is dat als ik voor elke keer dat ik ‘doe nou ’s normaal’ te horen kreeg een dubbeltje en veel later een tien-eurocent muntje gekregen had, dan was ik in goed Brabants “allang binnen” (lees: dan had ik mijn schaapjes allang op het droge).

In zijn persconferentie van 7 april 2020 sprak premier Mark Rutte voor het eerst over ‘Het Nieuwe Normaal’. En dat leverde mij een -historisch gewortelde- kramp in mijn maag op. Dacht ik me, net voor mijn 65e verjaardag, te hebben bevrijd van ‘Het Oude Normaal’, komt hij aanzetten met ‘Het Nieuwe Normaal’.
Alsof ik weer helemaal vooraan zou moeten beginnen…

Al snel moeten we ons aanpassen, meelopen op het pad, meelopen in het gelid, binnen de lijntjes kleuren, vooral niet moeilijk doen, vooral niet opvallen en ga zo nog maar even door.

Gelukkig herinnerden enkele hersencellen in mij zich de zin die we in ons werk dagelijks bezigen: “Je moet niet alles geloven wat je zelf denkt!” Erg behulpzaam! En daardoor kon de vraag zich ontvouwen: wat is normaal? Die vraag gesteld aan Google leverde vooral als antwoord op: rockband uit Twente; grondleggers van de Dialekt-pop.

Dan maar een ander medium: de alom vertrouwde Dikke van Dale. Die wijdt ongeveer anderhalve pagina superkleine lettertjes aan dit -kennelijk- belangrijke onderwerp. Ik citeer enkele strofen: ‘Overeenkomstig de regel. Regelmatig. Niets bijzonders of verontrustends. Als norm dienend. In het profiel passend.’ Ziedaar de bron van veel -collectieve en individuele- ellende. 

In onze praktijk van alledag ervaren we deze ‘normaal-doen-eis’ als één van de meest voorkomende bronnen van interne conflicten, burn-out, misverstanden, frustraties en ga zo maar door. Waarom? Normaal doen betekent maar al te vaak dat iets wezenlijks in ons er niet mag zijn. Althans, niet in díe situatie.

En dat gaat wringen: normaal DÓEN terwijl we uniek ZÍJN. Zoals ik is er maar een. Zoals jij is er maar een. Wij is daarmee een optelsom van unieke wezens. Het is kennelijk onze natuurlijke, onze wezenlijke en ingebakken opdracht om die uniciteit tot volle wasdom te brengen én te VERBINDEN met andere unieke wezens.

De eerste paar jaar van ons leven mogen we nog bijzonder zijn. “Het mooiste kind” van de wereld zijn. Zo is er maar één! Maar die pret is slechts van korte duur: die uniciteit gaat al snel over in normaal doen, alsof we vanaf dat moment niet meer onszelf, in onze oorspronkelijke vorm, mogen zijn. Al snel moeten we ons aanpassen, meelopen op het pad, meelopen in het gelid, binnen de lijntjes kleuren, vooral niet moeilijk doen, vooral niet opvallen en ga zo nog maar even door.

Ik gebruik graag het spreekwoord: onder een appelboom liggen geen peren.
Dat wil zeggen dat als jij geboren en dus beDOELd bent als perenboom, dat het dan voor jóuw leven het meest NATUURlijk en vruchtbaar is, te zijn als perenboom.
Of je dat nou leuk vindt of niet. Zelfs als jouw omgeving vraagt om appels voort te brengen. Omdat dat zo hoort…

Omdat we uniek geboren zijn, zijn we dus niet “normaal” als bedoeld in “meer van hetzelfde”. We kunnen alleen maar normaal doen. Uniek zijn en tegelijkertijd normaal doen is naar mijn idee dé uniciteits- en daarmee ook de kwaliteitskiller bij uitstek. Enorme spaarbekkens nog niet tot leven gewekte kwaliteiten liggen te wachten op de kus die hen doet ontwaken!

Daarom is mijn diepste wens dat ‘De Nieuwe Realiteit’ gaat bestaan uit het samenbrengen en in verbinding brengen van heel veel unieke en wezenseigen kwaliteiten.
En dat samenwerken gaat over het WAARDEren en inzetten van uniciteit.
En dat leiderschap gaat over het aanWAKKERen en verbinden van die individuele kenmerken ten behoeve van de organisatiedoelstellingen.
Mijn diepste wens gaat dus over dat we het normaal doen, tegelijk met ‘Het Oude Normaal’, achter ons laten.
En dat in de aanbrekende nieuwe realiteit, meer dan ooit, ruimte ontstaat voor het vrijmaken van nog niet geleefde kwaliteiten.
En dat er ruimte ontstaat voor meer wezenseigen verschillen die, in verbinding met elkaar, tot een mooiere manier van samenwerken en samenleven gaan leiden.