Gesprek met een goudvis

Op een regenachtige middag dwalen mijn gedachten af. Dat lijkt een soort vluchtreactie om even afstand te kunnen nemen van de niet aflatende herfstachtige kou en regen. Nog even een paar houtblokken op de kachel gedaan, wat mijn fikkiestokers-hart sneller doet kloppen.

Ik wil ook even weg bij alle dreigende Covid-19 berichten: nieuwe toestroom van patiënten, weer extra druk op de zorg, politiek gekissebis, veel dreigende ontslagen. Voor velen hangt het denkelijk in de herfstlucht: op zoek moeten naar een andere baan, mogelijk in een andere sector of andere regio. Solliciteren, wachten, gesprekken, wachten, testen, wachten en ga zo maar door. Mijn gedachten gaan dan steeds weer terug naar het onderwerp testen. Kleurentest, sterkte-zwakte analyse test, psychologische- of beroepskeuzetest is slechts een greep uit het aanbod.

En soms ben ik, als ik het thema van een test of lesprogramma hoor, als donderslag bij heldere hemel, helemaal van slag. Zo ook bij het horen van het thema van een recentelijk aangeboden persoonlijk ontwikkelprogramma.

De basisvragen daarvan luiden:
1. “Wie ben je?”
2. “Wie wil je zijn?”
3. “Hoe word je wie je wilt zijn?”

Eenmaal bekomen van de schrik dacht ik: “Wat er zou gebeuren als je die drie vragen voorlegt aan een goudvis? Of aan een hangbuikzwijntje of een herdershond?”

Even een tussenstap. Het grootste deel van mijn leven is Einstein, samen mijn grootvader, een van mijn grootste inspiratiebronnen. Naar mijn idee beschrijft Einstein de wetten van de natuur, in de taal van de wiskunde. En omdat ik denk dat wij als mens ook deel uitmaken van diezelfde natuur, moeten Einsteins wetten dus ook op onze mensensoort van toepassing zijn.

Welnu, terug naar onder andere de goudvis, het hangbuikzwijntje en de herdershond. Die zouden, als ze gevraagd worden de eerdergenoemde vragen te beantwoorden, snel klaar zijn. Het antwoord op de vraag “Wie ben je?” is door de goudvis cum suis snel te beantwoorden. Van de twee overige vragen “Wie wil je zijn?” en “Hoe word ik wie ik wil zijn?”, zouden ze de slappe lach krijgen.

De ultieme vraag die wij naar mijn idee onszelf en elkaar vooral wel moeten stellen:
“Wie bén ik?” of “Wie bén jij?”.

Vaak wordt die vraag dan beantwoord met het opdreunen van bijvoorbeeld de toepasselijke taakomschrijving, met als garnering enkele maatschappelijke rollen als “vader van, lid van, dochter van”.

De vragen: “Wie bén ik” of “Wie bén jij?” vragen én verdienen een diepere blik in onszelf, ons diepste zelf. Die vragen nodigen uit én dwingen ons nieuwsgierig te zijn naar wie we in wezen zijn. Om te kijken naar dát wat jou of mij wezenlijk én uniek maakt.

Immers: als een goudvis zwemt als een vis in het water, is die op zijn/haar best en inherent gelukkig.
En als de herdershond rennend en blaffend de kudde beheert, is die op zijn/haar best en inherent gelukkig.
Maar als de goudvis en de herdershond in het bedrijf van hangbuikje knorrend en eikels etend tuinen en parken moeten omwroeten, wordt het andere koek. Dan hebben we regels, voorschriften en controles nodig. Veel regels, overdreven veel voorschriften en bovenal veel tijdrovende en motivatie dodende controles. Hoe een fenomeen als ‘gelijke monniken, gelijke kappen’ verstikkend kan uitpakken voor uniciteit van de individuele mens.

Laten we deze gedachten eens even vertalen naar leiderschap. Hoe gaaf zou het zijn als leiderschap zou gaan over het blootleggen, het door ontwikkelen, inzetten en combineren van unieke en wezenseigen kwaliteiten?

Hoe mooi zou het zijn als leiders en leidinggevenden eraan bijdragen dat ‘elk vogeltje kan en mag zingen zoals het gebekt is’ in plaats van hen steeds weer hetzelfde en veelal oude liedje te laten zingen?

Onlangs bracht de Nederlandse zangeres Maan een nummer uit onder de titel: ‘Ze huilt, maar ze lacht’ dat naar mijn idee gaat over het wel of niet laten zien en vormgeven van wie je in wezen bent. (Overigens, vaak zijn we bang voor ‘die ik’ in dezelfde mate als dat we verlangen naar ‘diezelfde ik’.) Of anders gezegd: het liedje gaat over het verlangen om te zijn wie je écht bent en tegelijkertijd over de angst om te zijn wie je écht bent.
Een kort citaat uit dat nummer:

“ . . . . Want als ze morgen besluit niet te schuilen
Haar betere ik voor haar ware gezicht te ruilen
Zullen de vrienden die zij wil vertrouwen
Nog steeds van haar houden . . . . “.

Terwijl ik nog een houtblok in de kachel gooi, herinner ik me een reclamespotje uit vroeger tijden: ‘Het mooiste dat je kunt worden, is jezelf!’