Het wordt nooit meer zoals het was

Langzaam lijkt het gewone leven weer op gang te komen. Lijkt! Want de treinen lopen nog niet vol. Menig kroeg en dito terras snakt naar meer bezoekers. Files lijken te behoren tot verhalen over ‘vroeger’.

Veel lease-auto-gebruikende en kilometer vretende beroepen vinden het heerlijk om niet meer bellend en koffie morsend, omringd door ‘soortgenoten’, langdurig in de auto door te brengen. Menigeen ontdekte inmiddels dat stoppen met gewoontegetrouw uit eten gaan of ‘effe wat te eten halen’ ook erg aantrekkelijke kanten heeft. Ik hoor meer en meer verhalen van mensen die het fijn vinden om samen met hun partner, na het avondeten, nog samen even een ommetje te maken.

Waar gaat het dan mis, hoor ik je bijna denken? Het gaat bijvoorbeeld mis op -naar mijn inschatting- heel veel plekken waar medewerkers fantastisch thuiswerken. En thuiswerkend genieten van de afwezigheid van onnodig overleg, voortgangs-controle-meetings en vooral zonder al te veel inhoudelijke inmenging van hun leidinggevenden.

Dat zelfstandig op afstand werken leverde daarnaast ook nog weleens een compliment, kadootje of bonus op en dat is gemiddeld toch iets waar je op moet wachten tot het einde van het jaar of zelfs je pensionering. We horen vaak dat medewerkers hun collega’s missen. Interessant detail: over het gemis van leidinggevenden horen we weinig.

En dan, op enig moment ‘mogen de medewerkers weer’ en komen ze terug op de zaak en -gewoontegetrouw- willen en gaan ze over tot de orde van de dag. Business as usual. Doen alsof er niks gebeurd is.

En dat gaat niet meer: de geest is uit de fles. De vrije geest is uit de fles.

Mensen konden hun ‘thuiswerk’ eindelijk doen: op hun eigen manier met het door de baas gevraagde resultaat. Thuisgestuurd bedrijfsresultaat noemen wij dat.

Mensen konden, zonder ‘gedoe’ met leidinggevenden en HR-mensen, hun werk zodanig inrichten dat het te combineren viel met andere voor hen belangrijke zaken: partner, gezin, bewegen en ga zo maar door.

In deze maanden weten de meeste mensen nog hoe fijn het is om ‘op hún eigen manier hún stinkende best’ te doen voor het bedrijf én haar opdrachtgevers. Nu weten ze het nog! Totdat ze, zo vrees ik, weer zijn ingepakt door het pré-corona-organisatiesysteem.

Vandaar mijn oproep:
Maak en neem de tijd om samen, met z’n allen (!) het beste van 2 werelden te verzamelen en vorm te geven. Begin samen zo snel mogelijk al het goede van de afgelopen maanden te verzamelen en combineren tot een optimaal Thuisgestuurd Bedrijfsresultaat mét een adaptieve en beweeglijke manier van werken.

Binnenkort wordt ik 65

Waarom? Het meest eenvoudige antwoord is natuurlijk: omdat mijn ouders ooit besloten dat ik er zou komen en ik sedertdien nog niet ben overleden. Ondanks meerdere ‘aanslagen op mijn leven’ en dankzij fantastische medische zorg én een liefdevolle bedding van hen die me dierbaar zijn, kan ik dus deze columntitel zo schrijven.

Als ik aan iemand de vraag stel ‘waarom leef jíj eigenlijk?’, bevat de eerste stroom antwoorden zaken als: carrière, kinderen, ouders niet willen teleurstellen, omdat het moet, geld en ga zo maar door.

In 1971 plantte – denkelijk onbewust – Mieke Telkamp een zaadje in mijn brein door de ogenschijnlijk eenvoudige vraag te stellen: waarheen leidt de weg die we moeten gaan? En, alsof één moeilijke vraag nog niet voldoende was, vuurde ze direct de volgende af: waarvoor zijn wij op aard? Dat zijn, naar mijn bescheiden mening, niet echt vragen uit de starterskit. Vrij vertaald stelt ze de vraag: ‘waar gaat het míj om?’ en liever nog: ‘waar gaat het míj wezenlijk om?’

Graag of niet, na een week of wat in deze coronaperiode vliegen de vragen je om de oren: voel ik me gelukkig met jou? Word ik blij van mijn huidige werk? Van al die verjaardagen? Van die regelmaat? Van die gewoontebezoekjes?

Om me heen kijkend dacht ik lange tijd dat het ‘waarheen-gedeelte’ van de vraag gaat over het doel van het dagelijks handelen. En, als dat doel is bereikt, kan het van alles opleveren: gevoelens van succes, teleurstelling, hang naar meer, -tegenvallend- applaus, de promotie die uitblijft en ga zo nog maar even door. Niet voor niets hebben we in ons land een spreekwoord dat daarover lijkt te gaan: het bezit van de zaak is het einde van het vermaak. Meer en meer begin ik de diepgang te ervaren in Miekes vraag. 

Tot ik, ook om me heen, de vraag ging stellen: waarvoor ben jíj op aarde? Wezenlijk?

De eerste reactie bestaat dan maar al te vaak uit stilte. Een stilte die toebehoort aan stilstaan. Een stilte die toebehoort aan reflectie. Het blijkt ook vaak een vraag die zich, als een muzikale oorwurm, in het hoofd nestelt om vervolgens, te pas en te onpas, weer op te ploppen.

Decennia geleden werd ik opgenomen op de intensive care afdeling (ook een prima plek voor reflectie!). De vraag van Mieke Telkamp verscheen daar, bij wijze van spreken, in hoofdletters op de beeldschermen op mij heen: waarvoor ben ík op aarde? Voor mij leverde dat het inzicht op dat deze vraag bovenal gaat over het handelen zelf en niet zozeer de uitkomst ervan.

Kort nadien kreeg ik de tekst aangereikt van een gezegde uit de Boeddhistische traditie: ‘Life is about being happy in any company and joyful in all action.’ Alsof een bom was ingeslagen, voelde ik die boodschap in iedere vezel. In iedere cel.

Een week later stond die tekst, geschilderd in grote sierlijke gouden letters, in ons huis op een voor dat doel pastel gekalkte muur. Het werd een doorlopende herinnering én groei-impuls voor het zaadje dat inmiddels in mij was ontkiemd en had wortel geschoten.

En dan begint het: als ik de vraag ‘voel ik mij gelukkig in dit gezelschap?’ met ‘nee’ moet beantwoorden, dan is er dus werk aan de winkel. Werk aan de winkel betekent dan simpelweg: dingen doen die je voorheen vermeed, zoals: eerlijk zijn, kleur bekennen, heldere keuzes maken en ga zo maar door. Een bezigheid die in het begin voelt als ongemakkelijk en onhandig. En tegelijkertijd ook als gaaf, want: het begon mijn leven kleur te geven. Mijn kleur. De kleur van zingeving.

Wat ik bijzonder vind in en aan deze coronaperiode (en ja, COVID-19 heeft natuurlijk ook veel afschuwelijke kanten en gevolgen) is dat wereldwijd iedereen even werd stilgezet in zijn of haar kleinste leefomgeving. En dan blijken op heel veel plekken deze zelfde vagen ‘op de muur te staan’. En, graag of niet, na een week of wat vliegen de vragen je om de oren: voel ik me gelukkig met jou? Word ik blij van mijn huidige werk? Van al die verjaardagen? Van die regelmaat? Van die gewoontebezoekjes? En ga zo maar door.

En de vraag stellen, is meestal ook het antwoord hebben.

Ik wens jullie veel ongemakkelijke en onhandige momenten toe!

Doe nou’s normaal

Hoe vaak ik dat zinnetje als kleuter, kind, puber en volwassen man te horen heb gekregen? Uitgedrukt in de vorm van een wens, als hoop, als opdracht, als desperaat verlangen? Geen idee! Wat ik wel weet, is dat als ik voor elke keer dat ik ‘doe nou ’s normaal’ te horen kreeg een dubbeltje en veel later een tien-eurocent muntje gekregen had, dan was ik in goed Brabants “allang binnen” (lees: dan had ik mijn schaapjes allang op het droge).

In zijn persconferentie van 7 april 2020 sprak premier Mark Rutte voor het eerst over ‘Het Nieuwe Normaal’. En dat leverde mij een -historisch gewortelde- kramp in mijn maag op. Dacht ik me, net voor mijn 65e verjaardag, te hebben bevrijd van ‘Het Oude Normaal’, komt hij aanzetten met ‘Het Nieuwe Normaal’.
Alsof ik weer helemaal vooraan zou moeten beginnen…

Al snel moeten we ons aanpassen, meelopen op het pad, meelopen in het gelid, binnen de lijntjes kleuren, vooral niet moeilijk doen, vooral niet opvallen en ga zo nog maar even door.

Gelukkig herinnerden enkele hersencellen in mij zich de zin die we in ons werk dagelijks bezigen: “Je moet niet alles geloven wat je zelf denkt!” Erg behulpzaam! En daardoor kon de vraag zich ontvouwen: wat is normaal? Die vraag gesteld aan Google leverde vooral als antwoord op: rockband uit Twente; grondleggers van de Dialekt-pop.

Dan maar een ander medium: de alom vertrouwde Dikke van Dale. Die wijdt ongeveer anderhalve pagina superkleine lettertjes aan dit -kennelijk- belangrijke onderwerp. Ik citeer enkele strofen: ‘Overeenkomstig de regel. Regelmatig. Niets bijzonders of verontrustends. Als norm dienend. In het profiel passend.’ Ziedaar de bron van veel -collectieve en individuele- ellende. 

In onze praktijk van alledag ervaren we deze ‘normaal-doen-eis’ als één van de meest voorkomende bronnen van interne conflicten, burn-out, misverstanden, frustraties en ga zo maar door. Waarom? Normaal doen betekent maar al te vaak dat iets wezenlijks in ons er niet mag zijn. Althans, niet in díe situatie.

En dat gaat wringen: normaal DÓEN terwijl we uniek ZÍJN. Zoals ik is er maar een. Zoals jij is er maar een. Wij is daarmee een optelsom van unieke wezens. Het is kennelijk onze natuurlijke, onze wezenlijke en ingebakken opdracht om die uniciteit tot volle wasdom te brengen én te VERBINDEN met andere unieke wezens.

De eerste paar jaar van ons leven mogen we nog bijzonder zijn. “Het mooiste kind” van de wereld zijn. Zo is er maar één! Maar die pret is slechts van korte duur: die uniciteit gaat al snel over in normaal doen, alsof we vanaf dat moment niet meer onszelf, in onze oorspronkelijke vorm, mogen zijn. Al snel moeten we ons aanpassen, meelopen op het pad, meelopen in het gelid, binnen de lijntjes kleuren, vooral niet moeilijk doen, vooral niet opvallen en ga zo nog maar even door.

Ik gebruik graag het spreekwoord: onder een appelboom liggen geen peren.
Dat wil zeggen dat als jij geboren en dus beDOELd bent als perenboom, dat het dan voor jóuw leven het meest NATUURlijk en vruchtbaar is, te zijn als perenboom.
Of je dat nou leuk vindt of niet. Zelfs als jouw omgeving vraagt om appels voort te brengen. Omdat dat zo hoort…

Omdat we uniek geboren zijn, zijn we dus niet “normaal” als bedoeld in “meer van hetzelfde”. We kunnen alleen maar normaal doen. Uniek zijn en tegelijkertijd normaal doen is naar mijn idee dé uniciteits- en daarmee ook de kwaliteitskiller bij uitstek. Enorme spaarbekkens nog niet tot leven gewekte kwaliteiten liggen te wachten op de kus die hen doet ontwaken!

Daarom is mijn diepste wens dat ‘De Nieuwe Realiteit’ gaat bestaan uit het samenbrengen en in verbinding brengen van heel veel unieke en wezenseigen kwaliteiten.
En dat samenwerken gaat over het WAARDEren en inzetten van uniciteit.
En dat leiderschap gaat over het aanWAKKERen en verbinden van die individuele kenmerken ten behoeve van de organisatiedoelstellingen.
Mijn diepste wens gaat dus over dat we het normaal doen, tegelijk met ‘Het Oude Normaal’, achter ons laten.
En dat in de aanbrekende nieuwe realiteit, meer dan ooit, ruimte ontstaat voor het vrijmaken van nog niet geleefde kwaliteiten.
En dat er ruimte ontstaat voor meer wezenseigen verschillen die, in verbinding met elkaar, tot een mooiere manier van samenwerken en samenleven gaan leiden.

“De Tontelklep”

Mijn Grootvader noemde mij al vroeg een “tontelklep”.

Dat vraagt natuurlijk om een toelichting.
Mijn grootvader is geboren in 1889 en begon, zoals het toen behoorde, met roken na “de plechtige communie”.
Die plechtige communie, deed je als kind binnen de Katholieke traditie, in de 6e klas en dan kreeg je, ten teken van volwassenheid, onder andere een pijp en pijptabak.
Hij bereikte die fase zo rond 1900.
Dat was ook de tijd dat de houten lucifer zijn intrede deed en de “tondeldoos” zou gaan vervangen.
In die tondeldoos (ook in zakformaat verkrijgbaar) zaten alle benodigdheden om vuur te kunnen maken.
Iemand die graag met vuur speelde werd in het Brabants dan ook een ”tontelklep” genoemd.

Ik bleek al vroeg een van hen.
Tot op de dag van vandaag wil ik fikkie stoken en zie ik kansen om vuur te maken.
Ook metaforisch.

Ik ben er namelijk van overtuigd dat in ieder mens een vuur(tje) brandt:
het vuur van spirit en passie: om dát te doen waarvan je wezenlijk blij wordt. Om dát te doen dat jou tot jou maakt!
Bij sommigen brandt het vuur in de waakvlamstand, bij sommigen lijkt het gedoofd en bij weer anderen brandt het volop!
Je ziet dat laatste bijvoorbeeld als iemand “vol vuur vertelt” terwijl het gezicht tegelijkertijd een big smile laat zien en “het vuur uit de ogen spat”.

In deze bijzondere Covid-19 periode zien we ook mensen, waarbij het vuurtje oplaait, misschien wel meer dan voorheen.
Omdat ze bijvoorbeeld meer dan voorheen het gevoel hebben ertoe te doen. Of omdat ze plotsklaps veel meer ruimte ervaren om dingen om hun eigen manier te doen. Of omdat ze creativiteit kunnen toevoegen aan “de dingen die toch al moesten”, daar waar dat door richtlijnen en voorschriften eerder niet kon.

En van dit verschijnsel knappen mensen op.
En daarmee ook het bedrijfsresultaat!

Naast het gegeven dat Vuur wordt genoemd als 1 van de 5 basis-elementen, nodigt onze taal eveneens uit het vuur in onszelf en elkaar aan te wakkeren.

Ik noem enkele voorbeelden: een vurige wens; een vurige minnaar; een vurig betoog; vurige liefde; brandend verlangen; het ergens warm van krijgen, het enthousiasme straalt ervan af, de vonken vlogen ervan af en een verhitte discussie voeren.

In mijn eerdere column: “het dak lekt nooit waar het kapot is”, doe ik een vurig pleidooi om niet meteen in te grijpen in geval van “een probleem”. Niet meteen oplossen, maar eerst verdiepen in de aard en oorsprong van het verschijnsel dat als probleem ervaren wordt.

Zo ook in dit “waakvlam versus vol-vuur” verschijnsel.
Ik doe hier een oproep om met z’n allen, vervuld van interesse en nieuwsgierigheid, te gaan onderzoeken wat maakt dat mensen (lees organisaties) op een laag pitje branden.

Of misschien wel waarom jijzelf jouw vuurtje op standje waakvlam houdt.
Ik roep op nieuwsgierig te zijn naar het antwoord op de vraag “wat ligt er als een soort blusdeken over het (mijn!) vuurtje?”
Te denken valt aan:
• ideeën van mensen over zichzelf (dat kan ik niet, dat durf ik niet, wie zit op mijn suggesties te wachten)
• ideeën van mensen over de ander: (mijn partner heeft het al zo zwaar, mijn baas vindt dat nooit goed, de O.R. ziet me al aankomen)
• ideeën van mensen over de situatie: het is nu niet het juiste moment, daar zijn vast geen budgetten voor, het past niet in de bestaande regeling?
• Bovendien zien we -te- vaak procedures, protocollen, richtlijnen of incentivebeleid die collectieve verschijnselen honoreren en daardoor individuele vuurtjes temperen.

Op het moment dat je helderheid hebt over de aard van de blusdeken is het handig te beseffen: vuur zelf wil fikken: het ligt in de natuur van vuur om te branden: zo hard als mogelijk.
Het enige dat wij te doen hebben is de blusdeken weg te halen: dan fikt het weer vanzelf!
Omdat het vuurs’ natuur is. (en a.u.b. niet proberen een nieuw vuurtje te maken tussen de blusdekens en brandblussers!!).
Hoe mooi is dat? In de periode waarin we 75 jaar bevrijding herdenken jouw eigen vuur bevrijden van allerlei oude aannames en ideeën?!

Daarom denk ik dat het ieders opdracht is: van zowel leiders, leidinggevenden en medewerkers om én collectief én individueel nieuwgierig te zijn naar vuur-remmende elementen en die zo snel als mogelijk te verwijderen.

Op weg naar vurig bestaan!!

“Het dak lekt nooit waar het kapot is”

Als klein jongetje zat ik graag bij mijn grootvader op schoot. Op zijn krachtige buitenbenen, tegen zijn zachte bourgondische buik en omringd door de geur van te sterke zwarte koffie en Agio sigaren.

Hij legde me van alles uit. Zo ook bovenstaande zin.

Hij vertelde dan dat als het dak lekte, mensen hun heil zochten in zorgvuldig geplaatste emmertjes, trechters met slangen, papieren proppen of een kurk.

Hij leerde mij op deze manier over lapmiddelen, want dat waren het, zo vond hij.

Wat er moest gebeuren was dat iemand, weer en wind trotserend, ietwat wiebelig, glibberig en onwennig het dak ging, op zoek naar de echte oorzaak.
En dan volgde de volgende vraag: “Is dat wat ik zie ook écht de oorzaak? Of de enige oorzaak?”.
En áls dat zo is, ben ík dan ook de aangewezene om het probleem op te lossen?

Later begreep ik dat dát was wat Einstein bedoelde met zijn bekende adagium: “Je lost een probleem niet op binnen het bewustzijn waarin het gecreëerd wordt”.
Sindsdien zijn Einstein en mijn Opa mijn hartsvrienden.

In deze Covid-19 periode houdt me dit adagium in hoge mate bezig. Zeker vanaf het moment dat een vriend tegen me zei: “dat virus kan toch geen autorijden! En zover ik weet ook niet zelfstandig vliegen.”

De snelheid van verspreiding zegt dus bovenal iets over de wereldwijde snelle manieren van verplaatsen van de factor mens.
En ik vrees dat veel mensen in één vliegtuig, in mega shoppingmalls, in overvolle disco’s, festivals, in kantoortuinen en woontorens met ‘luxe luchtcirculatie’ ook niet echt bijdragen aan fysieke en mentale gezondheid.
“De remedie bevestigt de kwaal”, zei ooit een van mijn opleiders. (in gewoon Nederlands: “gaan rennen tegen de effecten van chips-eten” of “veel groen en koptelefoons met new-age muziek tegen de effecten van volle en lawaaierige kantoortuinen”).

Wat we in veel organisaties tegen komen (en een gezin is in die zin ook een organisatie) is dat er te snel wordt gegrepen naar het middel van probleem oplossen. Een quick fix voor een probleem.
Zonder dat men zich voldoende bewust is van wat er nou eigenlijk aan de hand is: waaróm ervaren we iets als een probleem?
En wat maakt dat jíj dat een probleem vindt?
Wat zijn de onderliggende aannames, die maken dat je iets als een probleem ervaart?

Wat zijn op dit punt “de probleemvoedende” programmaregels in de mindset?

Waarom keren er nu duizenden mensen terug naar werken in de zorg?
Juist nu, terwijl het werk “gevaarlijker” lijkt dan ooit?
Omdat ze het gevoel hebben ertoe te doen!

Omdat ze hun innerlijke waarden kunnen vormgeven!

Waarom zijn zoveel leerkrachten volle bak, op hun eigen manier, aan het werk om bij te dragen aan de ontwikkeling van kinderen en jongvolwassenen?

Omdat ze het gevoel hebben ertoe te doen!

Omdat ze hun innerlijke waarden kunnen vormgeven!

Waarom werken caissières, vakkenvullers, veiligheidsmensen en ga zo maar door in de “verspreidings-risico-gebieden”?

Omdat ze het gevoel hebben ertoe te doen!

Omdat ze hun innerlijke waarden kunnen vormgeven!

En merkwaardig genoeg was dát nou net wat menigeen miste in “haar of zijn pré Corona-baan”. Die loopt over van overleg, planningen, budgetten, termijnen, concurrentie, carrière enzovoorts en te weinig over passie, joy, innerlijke waarden en relatie.

Het ervaren van gebrek aan het gevoel ertoe te doen
én het gevoel van te weinig ruimte voor de innerlijke waarden is,
vrees ik maar al te vaak aanleiding voor motivatie-programma’s, voor inspiratiesessies, voor bonussen en incentives.

Iets met chips en rennen?

Daarom wil ik eenieder uitnodigen,
of alleen of met een team, zichzelf vragen te stellen als
“wat heb ik nodig om het gevoel te hebben ertoe te doen!” of
“wat heb ik nodig om mijn innerlijke waarden te kunnen vormgeven!” en “passen mijn waarden bij de waarden van het bedrijf waarvoor ik werk?”.

En zo, met souplesse en een glimlach, het pad in te slaan van groeien en ontwikkelen op basis van bewust-zijn.

Deze column is geschreven door Harri M. Vermunt, nestor bij de bewustzijnsontwikkelaars van carlabloemen.nu.   

Positief of optimistisch?

Positiviteit kon wel eens, wat wij binnen de Awareness Academy noemen,
de “twisted form” zijn van optimisme!

Omdat ik de laatste weken weer steeds vaker hoor dat we positief moeten zijn, ben ik daarop eens gaan broeden.

In de jaren ‘70 en ‘80 waren mijn helden in TV-land (er waren toen nog maar enkele tv-zenders en een handjevol Bekende Nederlanders):
Kees van Kooten en Wim de Bie.

Zij hadden toen een soort serie als “de Positivo’s”.
Een karikatuur op zoek naar positieve signalen en tegelijkertijd een deel van de krakende, piepende, zware moeilijke tijd daaronder wegmoffelend.

Kijk maar eens hier op Youtube!

Wat wordt in het dagelijks spraakgebruik bedoeld met ‘positief’?

Het lijkt erop dat de goede en fijne waarheidsdelen beklemtoond worden en de moeilijke en zware onderdelen, bij voorkeur onder het tapijt verdwijnen. We spelen dan dat het beter gaat dan we het feitelijk ervaren of denken aan te kunnen.

Bijvoorbeeld het door Maan gezongen liedje “ze huilt maar ze lacht” gaat daar over.

Het woord “Maar” werkt dan als de afsplitser van ‘goed en kwaad’.

Vanuit een non duale blik heeft het óngewenste deel van de waarheid evenveel bestaansrecht, ook al ervaren we het als moeilijk, zwaar, een beproeving of wat dan ook. Simpelweg omdat dat ongewenste deel ook een vorm van Isness is.

Dit is het moment waarop het woord “EN” te hulp schiet.

“EN er gebeuren mooie dingen EN ik vind het ook moeilijk.”

“EN ik ben blij met mijn werk EN ik heb last van een aantal systemen en structuren.”

“En we hebben een geweldig product EN het is nu moeilijk te verkopen!”

Jim Collins nodigt in zijn boek “Good to Great” de lezer uit zich te ontwikkelen tot Genius of the AND.

Niks weglaten, niks maar, niks splitsen!
Verbinden: én moeilijk én belangrijk.
Het woord “En” als de verbinder.

Bezien vanuit een non-duale blik, gaat het naar mijn idee steeds weer om de waarheid en hoe we die beleven.

In die waarheid ervaren we verschillende gevoelens als én blij én verdrietig, én boos én opgewonden. We voelen én vertrouwen én argwaan.
Tegelijkertijd!
Net zoals alle kleurschakeringen samen de regenboog vormen.
De regenboog is één door het gehele spectrum.
Dat aanschouwend heb je én jouw voorkeurskleur én het is er allemaal.


Precies zoals isness bestaat uit het gehele spectrum.
Dat aanschouwend heb je én jouw voorkeursuitingsvormen én het is er allemaal.

In het kader van deze column heb ik het -non duaal gezien- daarom dan ook bij voorkeur over optimisme.

Optimisme, geworteld in vertrouwen én zicht hebbend op dingen die nog om een passend antwoord vragen.
Vanuit optimisme heb je bijvoorbeeld angst, pijn, verdriet of zorgen in beeld EN je gaat door op de ingeslagen weg vanuit een basis van vertrouwen.
Vertrouwen in jezelf EN in de ander EN in de situatie.

Samen kan ik het zelf!

Zo kun je in een periode als deze, ondanks dat Corona voor veel beweging zorgt en heel veel gewoontepatronen en aannames ernstig verstoort, optimistisch zijn over een afloop waarvan we kunnen deel uitmaken met souplesse en een glimlach.

Ik nodig jullie allemaal uit om, voorbij de positief-negatief-splitsing, bij te dragen aan optimisme! Deze column is geschreven door Harri M. Vermunt, nestor bij de bewustzijnsontwikkelaars van carlabloemen.nu.

De broodbezorger

Eind jaren ’60 werkte ik bij een bakker in Gemert. Ik zal een jaar of 12 geweest zijn en elke zaterdag was ik van 7 uur in de ochtend tot het middaguur in de bakkerij. Dan ging ik meteen daarna mee “op route” brood bezorgen. Het meest aantrekkelijk voor mij was dan autorijden als 12-jarige. Steeds mocht ik de bakkersauto (een Renaultje 4) verplaatsen in de vertrekrichting, terwijl de bakker bij de klant binnen was om af te rekenen. In de buitengebieden brachten we in de vele boerderijen grote hoeveelheden “mik en brood”. In een gezin met vijf kinderen was de broodvraag immers groot. 

Even zo groot was mijn verbazing dat we in het dorp bij één gezin, eveneens met vijf kinderen, één halfje wit, één halfje bruin en een rol beschuit binnenbrachten.  

Later vertelde iemand mij dat die kinderen volgens het boekje te eten kregen: zoveel gram brood, zoveel gram kaas, geen boter, geen suiker en ga zo maar door. Ik begreep toen ook waarom mijn moeder die kinderen steevast duidde met “magere schrannies”. 

Totdat die magere schrannies gingen studeren en dus Gemert verlieten om op kamers te gaan wonen. Ruim een half jaar later werden die kinderen in het dorp niet meer herkend: zo dik geworden! Wegens gebrek aan stuurmanskunst vielen ze ten prooi aan te veel vet eten, bier, géén groenten, wél boter en suiker en ga zo maar door. Gevolg: te dik én zwanger! 

Daar was dus werk aan de winkel. Vooral in het versneld aanbrengen van stuurmanskunst. Immers, er was geen weg meer terug. Terug in het gareel van het huis van de ouders was simpelweg voor niemand een optie. 

Meer en meer medewerkers schoven op van commitment naar compliance. Van waartoe ze in staat zijn naar doen wat ze -denken te- moeten doen. 

Harri M. Vermunt

Sinds een paar weken moet ik weer vaak denken aan dat verhaal. 

In veel organisaties zijn, zo vrees ik, door de jaren heen, veel “magere schrannies” ontstaan. Maar al te vaak lopen wij er in organisaties tegenaan dat er teveel tijd verloren gaat aan overleg over planningen, het voeden van controlesystemen en het merkbaar laten zien van mensen dat ze zich aan de protocollen houden. Om nog maar te zwijgen over het gegeven dat initiatieven een stille dood sterven in vertragende hiërarchische structuren, tot er niks meer over is van het initiatief en medewerkers, als gevolg daarvan, nooit meer met een nieuw idee komen. 

Kortom, omdat het nu eenmaal gaat zoals het gaat, schoven meer en meer medewerkers op van commitment naar compliance. Van waartoe ze in staat zijn naar doen wat ze  -denken te- moeten doen. 

Tot er plotsklaps een nieuwe werkelijkheid aanbreekt. Zoals nu. 

Creativiteit wordt wakker. Dagelijks zijn hiervan prachtige voorbeelden te zien! De weg is weer open naar doen wat mensen kunnen, waartoe we écht in staat zijn.

Harri M. Vermunt

Een nieuwe werkelijkheid die zich zonder al te veel waarschuwing vooraf voor alles en iedereen aandient. Plotsklaps zitten we allemaal in hetzelfde schuitje: thuis, zonder leidinggevende, zonder al te veel regels, zonder protocollen, zonder hiërarchie. En mét partner, mét kinderen, mét zorgen, mét angst en mét dierbaren die het zwaar hebben. Van alles wordt wakker, waaronder ook datgene waartoe we in staat zijn. Dat leidt op slag tot nieuwe manieren van werken, nieuwe inzichten en nieuwe kansen. 

Creativiteit wordt wakker. Dagelijks zijn hiervan prachtige voorbeelden te zien! De weg is weer open naar doen wat mensen kunnen, waartoe we écht in staat zijn. 

Lef wordt wakker om zélf verantwoordelijkheid te nemen en iets op een geheel nieuwe manier te doen, met de kans dat het zegt: “Sorry, ’t is ook mijn eerste keer.“ Gisteren nog zei iemand tegen me: “Op bladzijde 1 voor succesvol samenwerken staat vertrouwen. Is dat er niet, dan hou maar op!” 

Daarnaast is ook de naastenliefde in ons meer wakker dan ooit. De ‘ik-blik’ verlegt zich naar ‘wij’. Mensen gaan weer meer voor elkaar zorgen. Want hoe je het ook wendt of keert, we zijn ook een groepswezen, voor wie het vanzelfsprekend is om voor de groep te zorgen. In Twente en de Achterhoek hebben ze daarvoor een mooi woord: naoberschap. Je staat elkaar bij met raad en daad.

En ook voor deze groep mensen is er straks, net als voor de magere schrannies: geen weg meer terug. Net als kleine kinderen: als ze eenmaal hebben leren lopen, willen ze niet meer terug in de buggy. “Zelf doen” is vanaf dat moment het motto!

Dat werkt voor volwassenen ook zo. Ook in een werksituatie. 

Het is mijn hartewens dat, als de coronamist is opgetrokken, in iedere samenwerkingsvorm de bereidheid wordt gemobiliseerd om “thuisgestuurd bedrijfsresultaat” vorm te geven. Dat wil zeggen dat alle in de huidige situatie ontstane ideeën, manieren van werken, manieren van overleggen, ervaringen van individuele werktijdschema’s enzovoorts de kans krijgen om volwassen te worden binnen een hedendaagse werkecologie. Daardoor zal de individuele medewerker meer ontplooiing ervaren én tegelijkertijd de bedrijfsresultaten versterken. “Zelf doen” uitbouwen naar “samen kan ik het zelf”. 

Ik heb het vertrouwen dat medewerkers, leidinggevenden en hun leiders samen de weg vinden naar een passende vorm van samenwerken met souplesse en een glimlach! Jij ook? 

Deze column is geschreven door Harri M. Vermunt, nestor bij de bewustzijnsontwikkelaars van carlabloemen.nu en is geplaatst in de Coronakrant.nl

Bewustwording en gedragsverandering als medicijn.

In een poging om door alle Corona maatregelen, onderzoeken, adviezen enz. enz. heen te kijken, denk ik dat het ook zeker nú, en misschien meer dan ooit, gaat over bewustwording en gedragsverandering.

Menigeen zegt te begrijpen én te onderschrijven dat het nodig is om niet te hamsteren, afstand te houden of niets te doen dat verspreiding van het virus bevordert.
Én tegelijkertijd, als het moment daar is, “slaat het oude gedrag -weer- aan” en gaan ze wél hamsteren of op een kluitje in het park zitten.

Zoals het oude gedrag (onbewust!) steeds weer aanslaat. Zoals het dat altijd al deed en doet.
Zoals het ook zo zal blijven doen, totdat het individuele bewustzijn, via de bekende route van Loslaten, tot nieuw gedrag lijdt.

Daarom deze oproep aan alle bewustzijns-ontwikkelaars!
Of je nou 1e jaars bent, 2e jaars, 5e jaars of 10e+ jaars bent:
deel -al dan niet schoorvoetend en met knikkende knieën- jouw kennis en kunde. Bijvoorbeeld:
• door onderstroom vragen te stellen als ‘wat doet het?’ of “waar raakt het aan?’
• door te Julen
• te herinneren aan “én”: én het is zwaar én er gebeuren mooie dingen
• door te vragen naar wat er écht aan de hand is of
• jouw ruimte te bezetten.
Als jouw intentie klopt, valt het altijd op een goed plekkie!

In 1994 deed Mandela een soortgelijke oproep:
“. . . . . .als wij ons licht laten schijnen,
geven we anderen
onbewust toestemming dat ook te doen.
Als wij bevrijd zijn van onze angst,
bevrijd onze aanwezigheid automatisch anderen . . . . “

Daarom bij deze de uitnodiging én aanmoediging om onze intenties, kennis en kunde in combinatie met alle individuele unieke kwaliteiten om te zetten in bewustwording en gedragsverandering om zo onze bijdrage te leveren aan de strijd tegen Corona.

“het strategisch zelf is zijn speeltje kwijt!”

Nog even het decor:
de “ik-kramp” heeft als hoogste doel: zichzelf in stand houden.
De “hoofdaannemer” van dit verschijnsel is het strategisch zelf met als belangrijkste taken: het voorkomen van “nieuwe au” en het alsnog verkrijgen waar het recht op denkt te hebben en op die manier de kindwond te helen.

Soms lijkt die ik-kramp er even niet te zijn: als alles op rolletjes loopt, als we wandelen in het bos of heerlijk in een boek gedoken op de bank zitten.
Gegeven de slogan “in relatie kom je tot vorm” komt ook de kramp in relatie tot vorm.

Stel: jouw kindwond zit op het punt: “ik ben niet goed genoeg”.
Dan zou de uitingsvorm van de kindopdracht kunnen zijn “ik moet steeds weer laten zien dat ik wél goed genoeg ben”.
Zo ontstaat de niet aflatende drang om bijvoorbeeld te presteren, geen fouten te maken, complimenten te scoren (en tegelijkertijd ook weer af te weren) enz. enz.: het “angstgedreven” gezicht van succes en de verslaving eraan zijn geboren. (Voor de volledigheid: natuurlijk is er ook het joy & passie gedreven gezicht waarover het nu even niet gaat.)

Nu de vertaling naar de huidige situatie.
Vaak zien we dat werk en alles wat daarbij hoort, de leefwereld is van kramp.

Echter, in deze periode van corona, wordt menigeen “veroordeeld” tot huisarrest.
En dan is de huiselijke omgeving plotseling (!) de énige plek waarin kramp zijn eerder beschreven opdracht heeft uit te voeren: presteren, geen fouten te maken, complimenten te scoren (en tegelijkertijd ook weer af te wijzen) enz. enz.
En het wordt extra zwaar in de wetenschap dat dat krampgedrag (vanuit de kramp zelf gezien) geleefd móet worden.
Immers: de kramp moet de diep in ons verscholen leegte afdekken, omdat we ooit besloten hebben die leegte voor eens en altijd te ontkennen.

Dat bedoelen we met “het strategisch zelf is zijn speeltje (lees:het werk) kwijt”.
En als er geen speeltje meer is wordt de keuze: de leegte in of een nieuw speeltje.
Je begrijpt: het wordt dus een nieuw speeltje.

En das heftig, zeker als er in datzelfde huis nog meer mensen -noodzakelijkerwijs- ook op zoek zijn naar een nieuw speeltje.
Zwarte gaten, depressieve gevoelens, diepe angstgevoelens, bovenmatige strijd en vernielingsdrang enz. enz. zijn plotsklaps enorm voorgrond.

Ons hoofd slaat op error: in het kader van “what fires, wires” ontstaat er kortsluiting omdat het kramprepertoire niet in staat is deze nieuwe situatie te handelen.

Daarover een andere keer meer.

Mocht je in deze fase te maken hebben met “een wat opgezette kramp” is het handig om dingen van stal te halen die jouw herinneren aan jouw oorspronkelijk zelf, niet te geloven wat ze zelf denkt, jouw notitieboekje er nog eens op na te slaan of een ‘collega-zwaan’ te bellen.

En heb je zelf een vraag waarvan je denkt: daarop wil ik een antwoord: gewoon stellen: hier en dan antwoord ik “openbaar” en wil je een persoonlijk antwoord: je weet ons te vinden.

Door de kramp, uit de kramp…..

In wat voor een bijzondere tijd zijn we terecht gekomen?
En in een recordtijd.

Alsof we landelijk (ik laat het voor het (mijn -_-) gemak maar even bij Nederland, in onze vaktaal, collectief in een diepe val zijn terechtgekomen.

Vrachtwagens vol aannames blijken van de ene dag op de andere dag niet meer geldig.
Aannames over, jawel daar gaan we weer, over onszelf, de ander en de situatie.
Aannames over beroepsgroepen en hun maatschapelijk nut.
Aannames over leiderschap en volgerschap.
Aannames over de noodzaak en wenselijkheid van het zijn van een sociaal wezen.

En hoe mooi is het dat, los van de kramp en daarbij behorend historisch gedrag, ook heel veel nieuws ontstaat. Nieuws dat binnen het oude heersende systeem verborgen was gebleven.

De komende periode zullen we jullie, als lid van onze Awareness Academy, zo af en toe deelgenoot maken van de gedachten en gevoelens die hieromtrent om voorrang vechten.
We gaan ook dingen plaatsen en doorgeven die ons, via welk kanaal dan ook bereiken, en naar ons idee de gedeelde inspiratie voeden.
Én die jou helpen ook hierin “jouw andere route” te lopen.
En heb je daar een vraag over of een steuntje in de rug: aarzel niet ons te contacteren!
Nu komt het er op aan!!

Wellicht kom je dan ook af en toe iets tegen dat je al eerder zag, of misschien zelf ergens gepost hebt. Ook mooi, misschien kun je dat dan ruilen met iemand voor iets dat je nog niet hebt.

Zojuist werd me een titel aangereikt voor het volgende artikeltje: “het strategisch zelf is zijn speeltje kwijt!”. Wordt vervolgd!